‘Ciao Fries, come vai? Ik praat al een beetje Italiaans. Hoor je dat? Die Koekoek hier in het dal kan ik wel verstaan. Alleen, ik kom er niet tussen, hij blijft aan één stuk door kletsen. Ik weet tenminste op tijd mijn mond te houden. En als tie dan eindelijk zijn snavel houdt, begint de nachtegaal. En wel heel de nacht, hè.’
‘Slaap jij dan niet, Koekoek?’
‘Nou ja, bij wijze van spreken dan. Ben jij al soortgenoten tegen gekomen?’
‘Nee, ik heb overwogen om naar de Kerk der Friezen in Rome te gaan. Schijnt mooi gerestaureerd te zijn en een bijzonder orgel te hebben. Maar ach, er leiden zoveel wegen naar Rome, dat ik niet weet welke ik moet nemen. En ik vind het hier wel lekker rustig. Maar wat mij nou opvalt: of ze nou in Nederland zijn of in Italië, meneer en mevrouw, ze doen precies hetzelfde. Mevrouw zit achter haar laptop en studieboeken en meneer klust, kookt en lost ingewikkelde puzzeltjes op.’
‘Nee, dan moet ik je toch corrigeren, Fries. Zie je ze in Nederland een nieuw pad ontdekken? Zag je hoe ze net helemaal opgewonden thuis kwamen. Na 10 jaar ontdekken ze zomaar een nieuw pad. Hier, vlakbij hun huis! Lichtelijk overwoekerd, maar toch. Misschien leidt het wel naar Rome, kun je dát nemen.’
‘Mm, ik heb trouwens eens over haar schouders gekeken toen ze zat te tikken. Ze schreef een boekje over lichaamstaal. Wel toepasselijk in dit land. Maar ik moest denken aan die drie jongetjes die anderhalf jaar geleden ons land gingen leiden. Daar stonden ze naast elkaar. En maar lachen. En guitig doen. Wat ze allemaal zeiden, weet ik niet meer. Maar hun houding, die gezichtsuitdrukkingen, die gebaren zeiden genoeg! Drie geweldige vriendjes die het helemaal gingen maken. En nu heeft plotseling een van hen de boel verraden en spreekt er een geheel andere lichaamstaal. De grijns is verdwenen, de schouders hangen naar beneden, de ogen staan bedrogen. Het is maar goed dat we niet thuis zijn. Gaat die poppenkast even aan ons voorbij.
En wat me ook opvalt, het is hier helemaal zo warm niet als ik dacht. Of stoken ze die houtkachel alleen maar omdat ze dat zo leuk vinden? Mevrouw kan uren zitten staren naar de vlammen. Maar ik vind het wel een beetje heet aan mijn voeten. En wat denk je van al die rook, als het deurtje opengaat en er weer een nieuw klutske op moet. Rook jij je huis nog niet uit, Koekoek?
Hé, Koekoek, wat ben jij stil? Heb je heimwee?’
‘Nee Fries, ik heb geen heimwee. Maar ik verheug me wel op de terugweg. Dan komen we weer door het Zwarte Woud. Weet je nog dat we daar op de heenweg sliepen? Toen ging mijn hart wel wat sneller slaan, moet ik je zeggen. Daar liggen mijn roots, zie je? Misschien blijf ik daar wel.’
‘No way, als jij daar blijft, dan ik ga ik alsnog naar Rome, neem ik dat lichtelijk overwoekerde pad wel, maakt mij wat uit.’
‘Ho, ho, Fries, ik maak maar een grapje. Natuurlijk vind ik het hüpsch om in het Zwarte Woud te overnachten, maar ik ga gewoon naar huis, hoor. Daar hebben we een taak, weet je nog. Het is aan ons om het verstrijken van de tijd te verslaan.’
“Elephas Indus culices non timet”.
‘?????, Fries,????’
“L’elefante indiano non teme le zanzare”.
‘Ik volg je nog steeds niet, Fries.’
‘De Indische olifant is niet bang voor een mug. Dat was het motto van de familie Malatesta. Heb ik gezien in die prachtige bibliotheek uit de vijftiende eeuw in Cesena. Ik doe ook nog een beetje aan cultuur tijdens mijn vakantie. Vedi?’
‘Tja, als ik zo’n dikke huid had als een olifant zou ik ook geen mug vrezen. Wat een motto! Zullen we naar huis gaan, Fries?’
‘We zullen toch op meneer en mevrouw moeten wachten. En die denken voorlopig nog niet aan teruggaan.’
‘Zullen we ze lokken met verse asperges?’
‘Goed idee, Koekoek.’
April 2012