‘Tuitjenhorn, wat een mooi woord. Een hoorn met zo’n heel lief tuitje eraan. Waar je zo heerlijk je gespitste lippen om heen kunt draaien. En vanzelf ontstaat er dan een mooie melodie. Zeg eens: tuitjenhorn, Fries.’
‘Tuitjenhorn.’
‘Zie je dat je lippen zich moeiteloos tuiten? Je hoeft er niet eens voor te oefenen. En wat denk je van een hoorntje met drie bolletjes ijs bespikkeld met confetti.’
‘En een randje van chocola. Ik denk meer aan iets sprookjesachtigs. Met al die paddestoelen in het bos zie ik het zo voor me. De kabouters Wipneus en Pim komen met hun tuitjenhorn onder de arm uit hun rood-met-witte-stippen-huisje om in de mistige herfstochtend de reveille te blazen.’
‘O, Fries, ik krijg de tranen in mijn ogen bij dat beeld.’
‘Of zijn het tranen van nostalgie?*
De mogelijk echte betekenis van het woord kunnen we maar beter niet lekken, Koekoek. Krijg je weer allerlei mensen die zeggen: zie je wel.’
‘Je hebt gelijk. Maar nu zonder flauwekul. Wat hoort niet in dit rijtje thuis? Euthanasie, palliatieve sedatie, tuitjenhorn. Tuitjenhorn heeft er geen ene fluit mee te maken, maar je kunt het woord niet meer in je mond nemen zonder aan die andere twee begrippen te denken. Tuitjenhorn vind je niet in de Dikke van Dale, maar in de grote Bosatlas (36-37 C2). Een plaats in Noord-Holland die onbedoeld op de kaart is gezet. Flauwe uitdrukking trouwens, stond er toch allang op. Het dorp stamt uit de Middeleeuwen toen mensen nog gewoon dood gingen.’
‘Wat ik niet begrijp is dat er telkens wanneer het dorp in het journaal genoemd wordt, er op de achtergrond een vlag wappert waar de flarden aan hangen. Op die manier krijg je toch een fout beeld van zo’n dorp?’
‘Terwijl het dorp er niks aan kan doen. Heel Nederland rolt over elkaar heen. Iedereen heeft een mening. Is de arts een boef en hebben de Inspectie, het AMC en de co-assistent goed gehandeld? Of is de arts een man met het hart op de juiste plaats en zijn de anderen rigide klikspanen? Wíj weten het niet.’
‘Nee, wij weten het niet. Maar jij weet wat ik bedoel, als ooit mijn slinger zijn glans verliest, mijn gewichten mij te zwaar zijn, de wereldbol niet meer op Atlas steunt, maar op mij, en als ik dan zeg: tuitjenhorn.
‘Ik weet het Fries. Zelfs al zeg je het zonder je lippen te tuiten, ik weet het en ik zal doen wat nodig is. Maar, ouwe rakker, voorlopig zijn we nog lang niet uitgetikt. Denk er om.’
Oktober 2013
* er zijn plannen om de kinderboekenserie Wipneus en Pim opnieuw uit te geven. De boekjes zijn indertijd (1948-1985) geschreven door een aantal Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria uit Maastricht. Wellicht worden de boekjes die Broeder Gregorio schreef, niet herdrukt omdat er aan hem een grote vlek kleeft.