De ambiance kon niet beter: de avond was zwoel, het meer beneden in het dal rimpelloos. Een bleke nieuwe maan verscheen aan de westelijke hemel. De plastic tafeltjes waren verstopt onder damasten kleden. De vlammetjes van in zilveren kandelaars gestoken kaarsen weerspiegelden in de kristallen glazen. Over het terras waaierde de geur van kruiden en houtvuur. De toeristen maakten zich op voor de secondo piatto. Het menu beloofde Oca laccata al miele profumata al timo cotta al forno a legna.
Het begon al behoorlijk te donkeren, toen de gans werd opgediend. Als in een choreografie pakten de toeristen mes en vork en voordat ze gingen snijden in de ganzenborst, snoven ze eerst nog haar verrukkelijke geur op. Maar… de gans wilde zich niet laten snijden, de toeristen waren verbaasd. Besmuikt keken zij naar de andere gasten en weer naar hun bord. De toeristen begonnen te zagen, per slot van rekening hadden ze een kartelmes. Maar de gans liet zich ook niet zagen, althans niet meteen. Nee, de gans deed de glazen op de wankele tafels dansen, zo hard dat de wijn bijna over de rand klotste. De toeristen veegden hun monden aan het servet af en namen een slok om te voorkomen dat het damasten tafelkleed bemorst werd. Ook van het dansende water namen zij een slok, niet vanwege het morsen, want water maakt immers geen vlekken, maar om even de tijd te hebben om zich te verwonderen over deze onwillige gans. En opnieuw zaagden de toeristen, het water en de wijn dansten opnieuw, maar nu voorzichtiger, steeds voorzichtiger. Slechts hier en daar liet een gans iets van haar gelakte velletje los. Het was nu geheel donker en muggen zwierden rond de lantaarnpalen die aan de rand van het terras stonden.
Dan neemt een toerist de gans in zijn hand, kijkt rond, ziet dat de andere toeristen eenzelfde beweging uitvoeren, brengt de gans naar zijn mond en hapt toe. Allen happen toe, kluiven nu en proberen zo iets van de gans te verorberen. Maar ook laat de gans zich niet kluiven. Toch geven de toeristen zich nog niet gewonnen, want de geur en smaak van de gans laat iedereen watertanden. Verbeten kluiven zij door. De muggen hebben zich nu in de richting van de twinkelende vlammetjes begeven en als kleine torpedojagers zijn zij op zoek naar blootliggend mensenvel. Tegen zoveel geweld zijn de toeristen niet opgewassen. Alsof ze een veldslag hebben verloren, berusten zij nu in hun lot: een gans is onoverwinnelijk. De borden worden afgeruimd. Door de donkerte valt het niet op dat de wangen van de toeristen rood gekleurd zijn en dat er grote stukken niet afgekloven gans op de borden achterblijven.
Even lijkt het of de aarde schudt, een verlaatte echo uit een ver verleden.
Op de plek waar de toeristen met tandenstokers de restjes gans tussen hun kiezen vandaan pulken, stond ruim 2000 jaar geleden Hannibal te kijken naar het strijdtafereel beneden aan de rand van het meer. Hij had honger, maar had nog geen tijd om te eten. Eerst moest hij van zijn aanvoerders het teken krijgen dat het Romeinse leger werkelijk verslagen was. Het was een uitgelezen dag voor deze strijd; toen vanochtend de Romeinse troepen in colonne de Malpasso waren doorgetrokken hing er nog een zeer dichte mist. Dat was voor hen natuurlijk niet prettig. Hannibal wist wat het betekende om halfblind door het leven te moeten gaan. In het moerasgebied tussen de rivieren Arno en Sérchio, was hij door een epidemie het zicht in één oog kwijt geraakt. Toch had hij nu in de loop van het gevecht gezien dat een groot gedeelte van het leger het meer in was gevlucht en zijn verstand zij hem, dat die Romeinen niet meer uit het water zouden oprijzen. Ook had hij waargenomen dat, in de verwarring die er was ontstaan door zijn verrassingsaanval, aanvoerder Flaminius geen tijd had gehad om zijn leger in gevechtsformatie op te stellen. Daardoor was het een gevecht van man tegen man geworden, waarin de soldaten van Hannibal zich duidelijk het sterkste toonden. Duizenden Romeinse krijgers sneuvelden. Hannibal hoorde het gekletter van zwaarden en schilden vanuit het dal omhoogkomen. Tegelijkertijd drong een flardje geur van gerookte tijm zijn neus binnen. Het water liep hem in zijn mond. ‘Laat ze opschieten’, dacht hij. Gisteren had hij zijn mannen honderden ganzen laten vangen die zich aan de rand van het meer ophielden. Het was een vooruitziende blik geweest. Zijn spionnen hadden aangekondigd dat het nu niet lang meer zou duren voordat de Romeinen vanuit het noordwesten de Malpasso zouden passeren. Hannibal zou het zichzelf nooit vergeven hebben als die malse gansjes in handen van de vijandelijke troepen waren gevallen. De vrouwen en de koks stonden de beesten nu te roosteren op de resten van de houtvuren die Hannibal in de heuvels rondom de vallei had laten aanleggen om Flaminius en zijn troepen in verwarring te brengen. Hannibal was een efficiënt en sluw man. Waarom zou je dubbel werk verrichten? De tijm die overvloedig op de heuvels groeide, hadden ze gebruikt om de ganzen hun verrukkelijke smaak te geven. Noodgedwongen moesten de manschappen van Hannibal dagelijks de dorpen plunderen om aan eten te komen, maar deze keer werden ze getrakteerd op iets extra’s. Wel hadden ze honingkasten leeggehaald met het risico gestoken te worden door woedende bijen. Maar een gans zonder honing, dat was als een olifant zonder slurf. Ook had Hannibal zijn mensen op het hart gedrukt om enkele koppels ganzen in leven te laten, wist jij veel hoeveel generaties mensen nog moesten eten?
Even had het geleken of de aarde bewoog, de wijn in Hannibal’s kroes gutste over de rand. Muskieten kwamen vanuit het meer op het licht van de vuren af. Net voordat het volledig donker werd, kreeg hij het sein dat de strijd gestreden was. Zijn aanvoerders wilden verslag doen, maar Hannibal kon niet langer wachten. Hij zette zijn tanden in een malse bout en kloof alsof zijn leven ervan afhing, alsof hij niet net een van zijn grootste veldslagen had gewonnen. Er bleef geen flintertje vlees aan de botten zitten. Het vet en de honing dropen langs zijn kin. Hij nam een laatste slok wijn en liet een enorme boer, die nog menig eeuw rond het meer zou blijven rondcirkelen. Met zijn mes puntte hij een takje, waarmee hij de restjes gans tussen zijn kiezen uit pulkte. Hij liet zich achterover vallen en terwijl de geur van de houtvuren zijn neusgaten masseerde, viel hij in een droomloze slaap. De wangen onder zijn woeste baard kleurden enigszins rood.