‘O, o, domino!’
‘Gaan we een spelletje doen, Koekoek?”
‘Hoorde je die klap? Mevrouw dacht dat er een tuinstoel omwaaide en ging verder met waar ze mee bezig was. Ik zag door het kamerraam dat er een boom omwaaide en in zijn val nam hij een andere mee. Ze hebben ook helemaal geen wortels meer die bomen van tegenwoordig. Nou ja, een soort wortels van kurk.’
‘Wat is er aan de hand met onze bodem? Hij kotst bomen uit en wordt plotseling bevolkt door groene vezelachtige sprieten.’
‘Viridis fibris? Hoezo?’
‘Is het jou niet opgevallen dat er de laatste tijd in heel rap tempo overal groene vezelsprieten de grond uitkomen hier in het buitengebied? Op verschillende plekken zie je omgewoelde aarde en daar steekt dan zo’n spriet naar buiten. Dat kan ik nog enigszins begrijpen. Maar ze komen ook tussen klinkers en stoeptegels naar boven. Voornamelijk bij de ingang van huizen.’
‘Dat zie ik een mol nog niet zo gauw doen. Het moeten sterke wezens zijn. Binnenaardse wezens. Moet ik me zorgen gaan maken, Fries?’
‘Mijn boerenverstand zegt dat de aarde onderhand genoeg heeft van de Homo Sapiens. Basta! In rap tempo verspreiden deze vezeligen zich. Maak je borst maar nat als zij de volgende zijn die naar het Malieveld trekken.’
‘Maar wat zijn het dan? Een soort wormen, robotici, een nieuwe diersoort, spionnen? In welke richting moet ik het zoeken?’
‘Ik weet het ook niet, Koekoek, ik heb het idee dat ze immuun zijn voor stikstof, pfas, en meer van dat soort zaken, dat ze zich voeden met boomwortels en dat ze zich súpersnel voortplanten. En vooral, dat ze erg giftig zijn. Gifgroen, snap je wel.’
‘Klinkt ijzingwekkend angstaanjagend, Fries. Moet ik gaan emigreren?’
‘Dat valt nog te bezien. Ik heb eens in het dorp rondgekeken en het viel mij op dat er om de twee of drie eikenbomen een kleurig vogelhuisje hangt. Opgehangen in de strijd tegen de eikenprocessierups. Ik vraag me af waar zoveel meesjes plotseling vandaan moeten komen om al die huisjes te bevolken. Als er in korte tijd net zoveel huizen gebouwd zouden worden, dan was het woningprobleem snel opgelost. Maar dat is een ander verhaal. Misschien kunnen we de mezen ook inzetten tegen de oprukkende viridis fibris.’
‘Ik weet niet of dat zo’n puik plan is. Het lijkt me beter om het probleem bij de basis aan te pakken.’
‘De grond als basis, bedoel je?
‘Precies. Dat moet mevrouw ook gedacht hebben. Zij heeft een zak wormen besteld en die wonen nu in een riante flat in de tuin. Iedere dag krijgen ze smakelijke hapjes toegeworpen en die verwerken ze tot supergezonde compost. Ze piesen en poepen dat het een lieve lust is.’
‘Denk je dat die het tij kunnen keren?’
‘We moeten het afwachten. Mevrouw noemt ze liefkozend mijn hardwerkende hermafrodieten. Dat wist ik dan weer niet, hè, dat wormen tweeslachtig zijn. Ik denk dat we mevrouw het voordeel van de twijfel moeten gunnen.’
‘O, maar ik twijfel totaal niet, Koekoek. Ik ben helemaal gerustgesteld. Zullen we een potje gaan dominoën?’
Écht leuk geschreven.
mooi om zulke grote zorgen zo gelaagd en toch licht te beschrijven.
Bedankt Lien!
Lief lientje,
Hier in cogolin ben ik ze nog niet tegen gekomen ; die groene sprietjes. Maar nu weet ik iniedergeval wat me te wachten staat…!