Vulcanus stookt het vuur op, Rico wendt zijn hoofd af.
Alles ligt binnen handbereik: zijn slaapzak, een wegwerpbarbecue, een spiesje met schapenvlees, één met groente, een paar blikjes bier en… nee, het schuurt in zijn lijf.
Alleen met zichzelf klom hij naar boven. Op het kampeerterreintje waren de eerste toeristen al. Beladen met camera’s, gekleed in thermisch ondergoed, elkaar overtroevend met spannende verhalen. Gidsen zetten tenten op en bereidden maaltijden voor. Rico liep het vluchtige vertier voorbij.
Hij heeft geen camera nodig. Hij wil kijken, het spektakel ondergaan. Altijd zijn er onvermoede beelden, andere perspectieven, nieuwe inzichten. De rode gloed van geborgenheid. Dat het kleurenpalet uit maar enkele tinten bestaat, is een te simpele gedachte. Hoe langer je kijkt, hoe kleurrijker het schouwspel.
Zijn vader nam hem al jong mee naar boven. Op zijn rug aanschouwde Rico de wereld. Het vals plat vol kleurige anemoontjes en gele klaprozen, vervolgens de klautertocht door het tropische woud en tenslotte de helling met de naar hars geurende dennenbomen. Op de plaats waar nu de toeristen bivakkeren, rustten ze. Maar niet lang. ‘Kom Rico, hier begint het pas.’ Hoger ging het. Net om de flank lag de plek met een magistraal uitzicht op de Volcán del Fuego. Hoe vaak hebben ze deze tocht samen gemaakt? Graag zou hij het broze lichaam van zijn vader op zijn rug tillen om nog één keer samen hier te zijn. Het zal nooit meer gebeuren.
Hoe kan het dat hij op zijn vertrouwde plek een onbevredigend verlangen voelt? Een soort heimwee, hoe noem je zo’n gevoel? Weltschmerz, spleen, niets dekt de lading. Altijd was hij hier alleen, volledig alleen, volledig heel. Niet deelbaar. Onmogelijk om heimwee te voelen. In de stad waar alle leven zich afspeelt, voelt hij zich een bungelend touw. Daar wordt hij regelmatig overvallen door onrust. Hier, nietig als een minuscuul vuurvliegje, is zijn leven. De oneindige horizon, vaag geschetste dorpjes in het dal, ijle lucht. Als enige geluid een onderaards murmelen.
De wolkenmassa rond de vulkaan breekt. In lange slierten trekt ze naar het Noorden. Met de wolken verdwijnt de melancholie. Rico voelt een arm om zijn schouders. Het donkert, gerommel klinkt vanuit een ondergrondse spelonk. Binnenin de krater smeedt Vulcanus zijn bliksemschichten. Het duurt niet lang meer. Rico steekt de houtskoolbriketjes aan, de gloed van de vulkaan kleurt het schapenvlees roder. Hij trekt een blikje bier open.
Dit korte verhaal heb ik ingestuurd voor een wedstrijd van Uitgeverij Droomvallei en is geplaatst in de bundel Winter 2017, thema Warmte.