‘Sssjjj, laat dit niet aan mevrouw horen Fries, she will not be amused. Maar ik moet het even kwijt. Je weet, ik heb niet zoveel op met die buitenvogels, die worden toch wel vetgemest. Maar al die andere dieren. Die drommelse das en die eigenwijze eekhoorn hier in het bos.
Dat Konikpaard, die Schotse Hooglander. Eerst worden ze naar Nederland gehaald om hier de biodiversiteit in stand te houden en vervolgens kijken we ze met een scheef oog aan omdat het er teveel worden. Waar doet me dat aan denken?’
‘Inderdaad, Koekoek. De PVV vindt dat deze dieren niet in het Gelders Landschap thuishoren. Ze moeten terug naar Schotland en Polen. Godsdienst of politieke ideologie? Daar gaat het nu even niet om, gewoon allochtoon. Dat moet het land uit.’
‘Het zag er allemaal veelbelovend uit: door de ecologische hoofdstructuur kon ieder dier op zoek naar het altijd groenere gras bij de buren. Daarvoor zou ík nog wel mijn klok uit komen. Maar alles wordt teruggedraaid, iedereen moet op zijn eigen eilandje blijven. Het landschap wordt steeds bleker.’
‘En mij gaat het lot van de weidevogels erg aan het hart. Hoe zeer ze ook beschermd worden, toch ziet het er niet goed voor ze uit. Ik zou er zelfs onze mooie traditie voor willen opgeven. De koningin kan heus wel een kippeneitje kopen in het vroege voorjaar. Maar vertel, wat mag mevrouw niet horen?’
‘Sssjjj, ik onderschepte een brief van Brabants Landschap. Daarin wordt een oproep gedaan om vooral te gaan stemmen en dan wel op een partij die de natuur een warm hart toedraagt. Bovendien zaten er een paar kaarten bij waarmee je andere mensen begunstiger kunt maken. Mevrouw heeft een hekel aan missionaristische zieltjeswinnerij. Toch zag ik dat ze even aarzelde en vervolgens de kaarten in haar tas stopte. Maar ik vrees dat die over een tijd bij het oud papier terecht komen. Kunnen wij haar niet een beetje helpen, Fries? Als wij nou eens afspreken dat wij op 1 maart om vijf voor twaalf van ons laten horen. Die vijf minuten smokkelen we wel weer weg. Desnoods verstoppen we ons even in het struikgewas.’
‘Goed plan Koekoek. Daar stip je trouwens wat aan. Na 30 jaar weten we eindelijk wat er in het struikgewas ruiste. Toon heeft het ons nooit kunnen vertellen: Napoleon dus. Maar meteen dient de volgende vraag zich aan. Wat déed hij daar in dat struikgewas? Ach, doet er ook niet toe. Belangrijker is dat we over 30 jaar nog struikgewas hebben waarin wat te ruisen valt.’